In voorjaar 2019 mocht ik een week twitteren in naam der wetenschap voor het wissel-account @NL_Wetenschap (10-17 februari 2019). Omdat het account steeds rouleert van wetenschapper naar wetenschapper en omdat Twitter natuurlijk altijd in beweging blijft is het moeilijk om achteraf een goede indruk te krijgen van zo’n week. Daarom hier een overzichtje in blog-vorm.

De tweets van die week werden meer dan 250.000 keer gezien, wat lang niet gek is voor een account dat op dat moment een paar duizend volgens had. Het leverde ook veel interacties op, zowel met geïnteresseerde leken als met collega-wetenschappers uit andere disciplines. Ik werd op 15 februari ook geïnterviewd door Steven Smit in het programma NPO Focus Wetenschap op NPO Radio 1.
Hieronder een paar highlights. Veel van mijn tweets vormden ‘draadjes’, een soort aaneenschakeling van korte berichten die samen een mini-essay vormen. Dat zorgt voor samenhang en voor behapbare stukken.
Taalkunde: alfa, beta, gamma? All of the above.
Eén van de aantrekkelijkste dingen van mijn vakgebied is dat het zich bevindt op het kruisvlak van zoveel wetenschapsgebieden. Daarover schreef ik twee draadjes. Het eerste begint met een beroemd diagram uit een rapport van toen de cognitiewetenschappen net in bloei waren gekomen. In het tweede ga ik kritisch in op de populaire, maar misleidende alfa versus beta-indeling. Die werkt van geen meter voor taal of voor taalwetenschappers, en hier leg ik uit waarom de werkelijkheid veel te interessant is om in tweeën te delen.
Als taalwetenschapper heb ik nooit de gretigheid begrepen waarmee mensen zichzelf (of anderen) indelen als ‘alfa’ of ‘beta’. Taal is bij uitstek iets dat die tweedeling in twijfel trekt: geworteld in onze natuur, gevormd in sociale interactie, doorgegeven als cultuur. Eerder deelde ik al dit diagram, met taal op het kruisvlak van allerlei disciplines. Daar mist nog biologie (spraakorganen, lijf, genoom), sociologie (sociale relaties, samenlevingen), en meer. Taal raakt aan alles wat ons mens maakt, en overstijgt gemakzuchtige tweedelingen.

Overigens, voor wie behept is met dat alfa/beta essentialisme is er een goed medicijn: lezen. Je zou kunnen beginnen met De Vergeten Wetenschappen, waarin @rensbod laat zien dat er altijd al volop kruisbestuiving is tussen natuur- en geesteswetenschappen. Zo gebruikte de taalkundige Panini (4e eeuw vC) in zijn formele grammatica van het Sanskriet principes die pas in de 19e eeuw herontdekt werden voor logica en computertalen, en legden methoden van de vergelijkende taal- en tekstwetenschap de basis voor de moderne bioinformatica.
Dus voor wie vraagt, “Wat is taalkunde nu: wetenschap of schone kunst? Natuur of cultuur? Letteren of Sociale Wetenschappen? Alfa of beta?” — het antwoord is “Porque no los dos?”
Die hybride status komt op veel manieren tot uiting. Er is natuurlijk een hele waaier aan vakbladen, van Language en Phonetica tot Glossa en Semantics & Pragmatics (die laatste twee #OA), maar je vind ook taalkundige artikelen in meer ‘glossy’ journals als Nature, Science of PNAS.
Paar voorbeelden, want hier zit een interessante les achter. In 2009 publiceerden @MPI_NL wetenschappers in PNAS een grote vergelijkende kwantitatieve studie van beurtwisseling in conversatie. Dit is waarom we weten dat het gemiddeld slechts 200ms kost. Die studie hielp het fenomeen van beurtwisseling op de kaart te zetten, met een stroom van andere studies tot gevolg — niet alleen in mensentaal maar door heel het dierenrijk. Hier bijvoorbeeld in primaten (uit http://doi.org/10.1016/j.tics.2015.10.010…)

Dit subsysteem zou wel eens ouder kunnen zijn dan andere aspecten van taal, en werpt dus licht op de biologische evolutie van ons communicatiesysteem. Tegelijk voegen talen (als cultureel fenomeen) zich naar die niche van beurtwisseling.
Plot twist! Al dit vergelijkende, kwantitatieve, multidisciplinaire werk gaat terug op een superdegelijke *kwalitatieve* beschrijving van het beurtwisselingssysteem, gepubliceerd in 1974 in Language, nog steeds een toonaangevend vakblad in de taalkunde, door drie *sociologen*.

Nog een voorbeeld dan. Ik noemde hierboven al de observatie uit Rens Bod’s De Vergeten Wetenschappen dat de vergelijkende taal- en tekstwetenschap de basis legde voor bioinformatica-algoritmen voor het vergelijken van DNA-sequenties.
In recente jaren komen methoden uit de bioinformatica weer terug in de taalkunde, bijvoorbeeld in de historisch vergelijkende taalwetenschap, waar grote aantallen woorden vergeleken worden om zo reconstructies te maken van de oorsprong en uiteenwaaiering van talen. Een recente studie van collega’s in de Afrikaanse Taalkunde onder leiding van Rebecca Grollemund gebruikte bijvoorbeeld dit soort methoden samen met archeologische en klimatologische data om de Bantoe-expansie in Afrika te reconstrueren. Ook hier weer is dit soort werk alleen mogelijk als het gegrondvest is op degelijk, empirisch, kwalitatief voorwerk en veldwerk, waarbij je nauw samenwerkt met sprekers van de talen; en wint het aan belang als er helder geformuleerde theorieën op het spel staan.
Taal is dus een perfecte uitvalsbasis voor interdisciplinair werk. Maar ook binnen de taalkunde zijn methoden & theorieën enorm divers, van de fonetiek tot de pragmatiek. Het mooiste: de gegevens liggen voor het oprapen, want taal gebruiken we allemaal.
De constante wisselwerking tussen kwalitatief/kwantitatief, empirie/theorie, natuur/cultuur, gedrag/gedachte, lichaam/geest, rekenen/redeneren, is wat de taalkunde zo aantrekkelijk maakt. Alfa? Beta? Taal is het beste van beide, nee, misschien wel van alle werelden.
Alice in Taalland
Elke werkdag plaatste ik een draadje met inzichten over taalwetenschap aan de hand van Alice in Wonderland, dat ik op dat moment aan mijn dochter aan het voorlezen was. N.B. de profielfoto van de tweet is dus de huidige tweeter, niet ik.
Reacties
Er kwamen mooie reacties en discussies.
En had Bart Braun een gouden tip over het Taverne-amendement in antwoord op een opmerking over het delen van publicaties: